Ik ben bijna 80 en ga overal naar toe

Al 40 jaar heeft Tilla Rademakers torticollis spasmodica. De pijn is er altijd en drie keer per nacht wordt ze er wakker van. Toch klinkt haar stem vrolijk en opgeruimd aan de telefoon. “Klagen heeft geen zin.” Haar ‘familie’ in Israël, de fruitbomen en -struiken in haar achtertuin en haar zussen maken dat ze zich nooit verveelt.

“In februari word ik 80. Ik kan het niet geloven. Vroeger dacht ik: dat zijn heel oude mensen”, zegt Tilla Rademakers oprecht verbaasd als ik vraag naar haar leeftijd. “Ik ga nog overal naartoe. Ik rij auto. Op woensdagen bezoek ik mijn twee vriendinnen. Ik reis ieder jaar naar Israël en ’s zomers werk ik in mijn tuin. Dus ik sta nog midden in het leven.”

Gewend aan pijn

Hoewel ze al 40 jaar torticollis spasmodica heeft, is ze er in haar dagelijks leven weinig mee bezig. “Je raakt gewend aan de pijn. En thuis zitten, kan ik niet. Dus tja, dan doe je soms dingen die misschien niet helemaal verantwoord zijn. Maar zolang ik de pijn aankan, gaat het goed.” Nu de blaadjes weer van de bomen vallen, heeft ze de bomen en struiken in haar tuin van 40 m2 verruild
voor haar haakwerk. “Maar in de zomer ben ik iedere dag wel even in mijn tuin. Al is het maar om de dag te beginnen met een hand vol frambozen. Ik heb een kersenboom, een druif, een framboos, een rode kruisbes en rode, witte en blauwe bessenstruiken. Alleen de heel dikke takken van de kersenboom kan ik niet meer knippen. Dan doen mijn schouder, armen en nek pijn. Dus dat doet de vader van de overbuurvrouw voor mij. De druif doe ik wel zelf. Daar ben ik heel blij om. Het is heerlijk om eetbare planten te hebben in je tuin.”

Altijd wat te doen

Het leuke aan een tuin met bomen en struiken is dat je altijd wat te doen hebt, vindt Tilla. “Het plukken, snoeien en schoffelen vind ik leuk om te doen. Bovendien kan ik niet zo goed stilzitten. Ik heb 2 uur per week hulp in de huishouding. Toch doe ik veel zelf. De schoonmaakster mag van de thuiszorg bijvoorbeeld de ramen niet zemen. Soms denk ik: wie is hier nu fit? Jij of ik?”, lacht Tilla.

De bijzondere band met haar “familie” in Israël doet Tilla ook goed. “Ze zijn niet echt familie van me, maar ik ervaar ze wel als familie. Toen ik werkte aan de Technische Universiteit leerde ik Shoshana uit Israël kennen die daar studeerde. Ze kende niemand in Delft. We raakten bevriend en na haar terugkeer naar Israël bleven we elkaar ieder jaar zien. Sinds 1975 reis ik één keer per jaar naar Israël en zij komt met haar man Ephi één à twee keer per jaar naar Nederland. De familie bestaat uit 18 kinderen en ik ken ze allemaal. Helaas konden we elkaar door corona de afgelopen twee jaar niet zien. Dat mis ik wel. Hopelijk kunnen we elkaar gauw weer bezoeken.”

Ik kan mensen bellen

Op de vraag of ze zich door de corona-maatregelen soms niet eenzaam voelt, is haar antwoord kort maar krachtig: “Ik heb een telefoon, dus ik kan mensen bellen. Ik heb het goed en voel me  happy.”