Functionele bewegingsstoornissen: diagnose en uitkomst na behandeling

De laatste jaren is er toenemende aandacht voor Functionele bewegingsstoornissen (FBS) omdat ze veel voorkomen en vaak een grote impact hebben op het dagelijks leven van patiënten.
In 2022 promoveerde Yasmine Dreissen op het onderzoek ‘Functional movement disorders: new perspectives on neurophysiological markers and treatment’. Naar aanleiding van dat onderzoek
schreef ze dit verslag.

Functionele neurologische stoornissen komen zeer frequent voor en worden gezien bij een derde van de neurologische patiëntenpopulatie.

(1). FBS bestaan uit onwillekeurige bewegingen, standsafwijkingen, of loopstoornissen die niet passen bij een bekende neurologische ziekte maar wel lijken op bekende bewegingsstoornissen. De afgelopen jaren zijn de inzichten erg veranderd. Een belangrijke verandering in de diagnostiek is dat de diagnose gesteld wordt op grond van specifieke kenmerken, zoals het verdwijnen van de symptomen bij afleiding of het fenomeen ‘entrainment’, waarbij de tremor of spierschokken van de patiënt een van buiten opgelegd ritme volgen (figuur 1).

Het laten zien van deze fenomenen aan patiënten, kan soms al tot verbetering van symptomen leiden

(2). Indien er bij het uitvragen van de klachten of het lichamelijk onderzoek nog twijfel bestaat over de diagnose, kunnen aanvullende neurofysiologische tests een waardevolle ondersteuning zijn.

(3). De uitkomst van functionele neurologische stoornissen is niet altijd gunstig: een tot twee derde van de patiënten behouden symptomen of verslechteren op de lange termijn. Dit geldt vooral voor patiënten met chronische klachten (klachten die langer dan 1 jaar bestaan).

(4). Er is een gebrek aan wetenschappelijk onderbouwde bij de behandeling van FBS. We kennen Botuline NeuroToxine (BoNT) als effectieve behandelmethode in verschillende niet-functionele
bewegingsstoornissen zoals dystonie. BoNT wordt opgelost in water en wordt vervolgens toegediend in de spier waar de klachten het meest aanwezig zijn. Het blokkeert hierbij tijdelijk de aansturing van de spier door de zenuw. De werkingsduur is 3 maanden, waarna de behandeling moet worden herhaald. Inmiddels is bekend dat BoNT niet alleen de zenuw-spier overgang tijdelijk blokkeert, maar dat het ook voor veranderingen kan zorgen in de hersenen zelf (figuur 2)

(5). Met andere woorden, BoNT kan dus ook zorgen voor het herstel van hersenfuncties. Om het effect van BoNT bij functionele bewegingsstoornissen te onderzoeken, hebben we een gerandomiseerde placebo-gecontroleerde onderzoek uitgevoerd. Dat betekent dat we een groep patiënten met chronische FBS willekeurig hebben verdeeld waarbij de helft werd behandeld met BoNT en de andere helft met placebo, in dit geval was dat steriel zout wat op dezelfde manier werd toegediend. Zowel de patiënten zelf als de behandelaars wisten niet wie welke behandeling kreeg. In totaal werden er 48 patiënten met FBS gedurende 4 maanden behandeld met ofwel BoNT ofwel placebo (steriel zout), hierna werden alle patiënten gedurende een jaar behandeld met BoNT. In de eerste fase van de studie werd aangetoond dat 64% van de patiënten verbetering van klachten liet zien na behandeling met BoNT. In de groep die werd behandeld met placebo bleek een vergelijkbare groep van 57% te verbeteren. Er was dan ook geen verschil tussen de behandeling met BoNT en placebo. Ook werd er geen verschil gezien in verbetering van symptomen
op andere domeinen zoals kwaliteit van leven, mate van invaliditeit en psychische klachten. In de tweede fase van de studie nam de verbetering van klachten toe tot 81%. Bij veel patiënten (72%) kwamen er naast de motorische klachten ook andere problemen voor zoals angst- en pijnstoornissen. Er werd een verband aangetoond tussen de ernst van de fysieke klachten en angst- en pijnsymptomen. Ook werd bij patiënten met motorische verbetering na behandeling een verbetering van angststoornissen geobserveerd.

Onze studie laat zien dat ook bij patiënten die al heel lang klachten hebben (bij onze patiënten was de gemiddelde duur van de symptomen 9 jaar) verbetering mogelijk is, maar dat de behandeling met BoNT bij de meeste patiënten niet beter is dan de behandeling met een placebo.

Dit artikel is gebaseerd op het proefschrift ‘Functional movement disorders: new perspectives on neurophysiological markers and treatment’, waarop Y.E.M. Dreissen promoveerde op 11-2-22 aan
de Universiteit van Amsterdam.

Promotores: prof. M.A.J. de Koning-Tijssen en prof. I.N. van Schaik,
co-promotores: dr. J.H.T.M. Koelman en dr. J.M. Dijk.

Het gehele proefschrift is terug te vinden op Functional movement disorders (uva.nl).

Y.E.M. Dreissen, MD, PhD1, J.H.T.M. Koelman, MD, PhD1 & M.A.J. de Koning-Tijssen, Prof.2

• Afdeling neurologie en klinische neurofysiologie, Amsterdam Universitair Medisch Centrum, Universiteit van Amsterdam, Nederland
• Expertise Centrum Bewegingsstoornissen Groningen, Afdeling neurologie, Universitair Medisch Centrum Groningen, Universiteit Groningen, Nederland

Literatuur
• Stone J, Carson A, Duncan R, Roberts R, Warlow C, Hibberd C, et al. Who is referred to neurology clinics?–the diagnoses made in 3781 new patients. ClinNeurolNeurosurg. 2010;112(9):747-51.
• Stone J, Edwards M. Trick or treat? Showing patients with functional (psychogenic) motor symptoms their physical signs. Neurology. 2012;79(3):282-4.
• van der Salm SM, Tijssen MA, Koelman JH, van Rootselaar AF. The bereitschaftspotential in jerky movement disorders. JNeurolNeurosurgPsychiatry. 2012;83(12):1162-7.
• Gelauff J, Stone J, Edwards M, Carson A. The prognosis of functional (psychogenic) motor symptoms: a systematic review. JNeurolNeurosurgPsychiatry. 2014;85(2):220-6.
• Hallett M. Mechanism of action of botulinum neurotoxin: Unexpected consequences. Toxicon. 2017.
• Ganos C, Aguirregomozcorta M, Batla A, Stamelou M, Schwingenschuh P, Munchau A, et al. Psychogenic paroxysmal movement disorders–clinical features and diagnostic clues. ParkinsonismRelat Disord. 2014;20(1):41-6.
• Thenganatt MA, Jankovic J. Psychogenic (Functional) Movement Disorders. Continuum (Minneap Minn). 2019;25(4):1121-40.