Blog Ellen Postma: Spoor 2

Daar sta ik dan op het station. Wandelschoenen aan, rugzak op, naast mij een rolkoffertje en scheef over mijn schouder mijn handtas. Ik heb alles bij me. Water voor als ik dorst heb, een plastic bakje met nootjes en wat blauwe rozijnen, een zakje Wilhelmina pepermunt en een sneetje brood in mijn herbruikbare zakje met appelmotief. De rails liggen te glimmen in de zon en ik kijk waar ze heen gaan en waar ze vandaan komen.

In mijn rugzak zitten m’n Ipad, een boek, een schriftje wat ik ooit van een collega kreeg met iets liefs voorin geschreven. Een map met “huiswerk” en mijn toilettas. Verder stapels met  levenservaring en mislukte pogingen om er iets van te maken. Duizend ideeën die ooit nog uit zouden kunnen komen, maar de droom alleen al is een glimlach waard. Er zitten ook lijstjes in van
dingen die ik goed kan en kwaliteiten die ik bezit.

Helaas ook dingen waar ik maar niet mee leer omgaan, gewoonweg omdat ze niet te vervormen zijn naar iets beters. Ik noem ze “vreters”. Een dementerende moeder, die steeds verder wegkwijnt en waarvan je langzaamaan afscheid neemt, is op geen enkel “plekje” neer te zetten. (Terugkerende) “patronen” die je zelf gemaakt of  aangeleerd hebt of die er ingeslopen zijn.Je wilt er wel vanaf, maar het is zo verrotte moeilijk. Een niet te snappen aandoening die niet te snappen is en die ik het liefst uit mijn rugzak zou weggooien. Maar dat gaat niet zomaar. In mijn koffertje zitten mijn lievelingskleren. Met bloemen erop, van zachte stoffen en kleurrijk. Slippertjes, stoere laarzen, fladder jurkjes en schattig ondergoed. De trein op spoor 2 is verlaat. Ze waren vergeten aan te kondigen dat dit de trein is naar een nieuwe plek, waar ik na twee jaar “ziek” thuiszitten “uit moet komen”. Of is het “uit mag komen”? Het liefst zou ik in de stilte coupee willen zitten. De tassen
en mijn koffertje als vertrouwde reisgenoten naast me. Uitkijkend over het landschap. Liefst uitgestrekt met af en toe sneeuw en fjorden of meren, zoals in de Netflix series Sorjonen of Karpi. Trollen, serene muziek, lichtjes die in het water reflecteren en gezond eten. Gewoon ergens heen gaan met weinig prikkels, geen gedoe en hoofdzaken. Rust, vredig en schoonheid.

De werkelijkheid is anders. Uitdagend, kom maar op! Confronterend en eerlijk? Ja dat ook. Hard? Dat zeker. De werkelijkheid is geen rust en schoonheid ervaren, maar in een wirwar van regels en instanties terecht komen. Afkortingen vliegen je om de oren en waar ze voor staan is nog niet zo eenvoudig. In deze trein weten ze namelijk nog niet waar je heen gaat en waarlangs. Ook niet hoe lang de reis duurt en of je gelukkig wordt van de eindbestemming. Nee je stapt in en gaat gewoon op weg. Je moet het gaan hebben van “conducteurs” die je in alle eerlijkheid helpen met “waar je staat”. Die de plek weten te duiden en je zelfvertrouwen geven én laten houden. Die zorgen over de bagage die je meeneemt, of die de moeite waard is en er mag zijn. Die conducteurs die ervoor zorgen dat je niet het idee hebt dat je niet meer mee doet of niet deugd, omdat het zo anders is gegaan dan verwacht.

Medereizigers die je vertellen dat er regelingen zijn, die ervoor zorgen dat je niet onder het bestaansminimum hoeft te leven. Die je vertellen dat er aan een loket iemand zit die alles weet over toeslagen en potjes. Een verhaal van een man die een prachtig nieuw bestaan wist op te bouwen zonder werk maar met heel veel zingeving. De machinist voorin de trein rijdt precies tot de goede
plek óf je moet verder op zoek naar een taxi die je op het goede adres aflevert. Mijn hoofd tolt en schudt af en toe van angst en onwetendheid. Krijg ik rust omdat de arbeidsarts snapt, ziet en weet dat dystonie niet echt fijn is om mee te leven? Of moet ik een onzekerheid tegemoet van solliciteren, afwijzen, meer stress en daardoor meer spanning en pijn?