Myoclonus Dystonie
Myoclonus dystonie (M-D) is een zeldzame (meestal) erfelijke aandoening. De klachten beginnen vaak in de tienerjaren of rond het 20e levensjaar. Het kan in de loop van het leven iets erger worden. In het algemeen kunnen patiënten een redelijk normaal leven leiden en zijn de klachten niet zo ernstig dat patiënten rolstoel gebonden worden.
De klachten zijn enerzijds onwillekeurige kortdurend schokken ( myoclonus) van voornamelijk het gezicht, de schouders en de armen. De schokken worden erger bij iets willen pakken, nervositeit of emotie. In de slaap zijn de schokken verdwenen. Anderzijds is er sprake van een ‘andere’ ( dystone) stand van de nek of de romp. Soms uit de dystonie zich als schrijfkramp. Meestal bestaan de klachten uit een combinatie van dystonie en myoclonus, zelden is er alleen sprake van dystonie. Het drinken van alcohol doet bij de meeste patiënten de schokken afnemen. In de .
families met M-D komen vaker depressies en angststoornissen voor. Het is nog niet goed bekend in welk percentage van de patiënten dit zo is.
Erfelijkheid
Myoclonus Dystonie erft meestal autosomaal dominant over. Er is bij meerdere families in de wereld en ook in Nederland gekeken naar de chromosomen, het erfelijke materiaal. In 2000 is gevonden dat op het 7e chromosoom een gen ligt dat bij patiënten met M-D een verandering van het erfelijke materiaal laat zien. Het gen heet het e-sarcoglycaan gen of DIT 11 gen. De functie van dit gen is nog niet goed bekend. Kinderen van iemand met een autosomaal dominant erfelijke aandoening zoal M-D hebben 50 % kans.voor elk kind (dochter of zoon) dat ze de erfelijke aandoening doorgeven. Dat betekent niet dat ook 50% van de kinderen M-D krijgt. Er kan bij de overerving sprake zijn van verminderde penetrantie. Dit betekent dat niet alle personen met de afwijking in het erfelijke materiaal klachten krijgen. Bij een penetrantie van 80% krijgt 80% van de mensen met de afwijking in het erfelijke materiaal klachten. Bij M-D is het nog niet precies bekend wat dit percentage is. Daarnaast is er wisselende expressie. Dat betekent dat de klachten kunnen variëren bij patiënten met dezelfde genetische afwijking. Een opvallend aspect aan de overerving bij M-D is dat patiënten vaak meer klachten hebben wanneer ze de M-D van hun vader erven dan wanneer ze het van hun moeder erven. Het is mogelijk om in het erfelijke materiaal (door middel van het prikken van een buisje bloed) te kijken of er een ‘foutje’ in het erfelijke materiaal aanwezig is.
Sinds het DIT 11 gen voor M-D beschreven is in 2000 hebben wij 4 Nederlandse en
1 Belgische familie ontdekt waarin ook een ‘foutje’ (mutatie) in het e-sarcoglycaan gen of DIT 11 gen aanwezig is. Naast deze 5 families heeft er nog bij ongeveer 15 andere patiënten erfelijk onderzoek plaatsgevonden, maar die bleken geen mutatie in het DIT 11 gen te hebben. Hoewel wordt aangenomen dat M-D zeldzaam is komt het waarschijnlijk toch vaker voor dan werd gedacht.
Onderzoek
Momenteel zijn wij bezig een onderzoek op te zetten naar het voorkomen van erfelijke vormen van dystonie en vooral de Myoclonus Dystonie in Nederland en België. Het doel is de klinische symptomen (klachten) en erfelijke kenmerken van families met dystonie in Nederland en België in kaart brengen. Er zal naast de dystonie en myoclonus ook naar psychologische problemen gevraagd worden zoals angststoornissen en depressies omdat die bij M-D vaker voor lijken te komen.
Daarnaast zal worden gekeken naar andere factoren zoals medicijngebruik, ongevallen voorafgaand aan begin van de dystonie en dergelijke.
Op deze manier willen wij onderzoeken hoe vaak en welke klachten er voorkomen bij M-D, welke invloed omgevingsfactoren op de ernst van de klachten hebben, en hoe de klachten zich in de loop van het leven ontwikkelen.
Naast het vragen naar de klachten en voorgeschiedenis van patiënten en het neurologische onderzoek zal er wetenschappelijk onderzoek plaatsvinden. Het doel hiervan is om meer inzicht te verkrijgen in de veranderde organisatie van de hersenen waardoor de dystonie en de myoclonus ontstaan. Dit onderzoek bestaat uit verschillende onderdelen. Het gaat te ver om nu uitgebreid hierop in te gaan, maar het betreft ten eerste een combinatie van spier (EMG) en hersenactiviteit (EEG) onderzoek. Ten tweede onderzoek met magnetische stimulatie (TMS) en tenslotte onderzoek met functionele MRI.
Het onderzoek vindt voornamelijk plaats in het AMC. Er is een samenwerking met de VU (functionele MRI), het Sobell institute in London (verwerking gegevens van EEG-EMG onderzoek) en de Universiteit van Luebeck in Duitsland (deel van het genetisch onderzoek).
De belangrijkste bron van patiënten zijn de poliklinieken van het AMC. Daarnaast willen wij ook via andere Nederlandse en Belgische neurologen en op deze manier via ‘Tonus’ medewerking van patiënten vragen.
Wij hopen met deze studie een beter begrip te krijgen van de oorzaak van dystonie. Daarnaast willen we proberen met de klinische en erfelijke gegevens een betere prognose te kunnen geven en de mogelijkheid tot erfelijkheid advies te bieden aan individuele patiënten.
Dr. M.A.J. de Koning- Tijssen, neuroloog.
Bron: TONUS december 2003